Exploratie van Olievelden

Ontstaan

Ruwe olie, het product van een langdurig proces, ontstaat uit organismen zoals planten en plankton. Onaangetaste resten van organismen verzamelen zich in de bodem, waarna lagen sediment deze voor lange tijd van enig leven afsluiten. Door de hoge temperaturen, de hoge druk en eventuele bacteriële activiteiten aanwezig in diepere aardlagen worden olie en gas gevormd. Gas is minder oud dan olie. Olie en gas komen, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, voor in poreuze steenlagen. Niet-poreus gesteente boven deze lagen voorkomen dat de olie en gas in de loop der tijd verdwijnen. De engelse naam voor ruwe olie is petroleum. Deze naam komt uit het Grieks, van petra (steen) en oleum (olie), hetgeen dus olie uit steen betekent.

Opsporing

Olievelden kunnen met diverse methoden worden opgespoord. Dit wordt exploratie genoemd. Exploratie kan door middel van vijf methoden:

Proefboren is de methode die het meeste zekerheid oplevert, maar ze brengt hoge kosten met zich mee. Daarom wordt er slechts geboord indien met behulp van de andere methoden is vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat zich olie in de bodem bevindt. Het bepalen van deze waarschijnlijkheid gebeurt onder andere op basis van een geologische kaart, gemaakt door een geoloog. Deze kaart wordt samengesteld met behulp van luchtfoto's en talloze proefmonsters uit de bodem. De geologische kaart geeft een impressie van de bodem. Daarnaast kan de aanwezigheid van fossielen aanwijzingen geven met betrekking tot de aanwezigheid van olie. 

In Nederland geeft de bovenstaande methode weinig bruikbaar resultaat, omdat de dikke bovenste lagen zo recent zijn neergelegd, dat deze weinig informatie verschaffen over eventueel aanwezige aardolie. In Nederland wordt daarom gebruik gemaakt van gravimetrische studies, magnetische studies en seismografie. 

Bij gravimetrische studies wordt de zwaartekracht op diverse plaatsen zeer precies gemeten met gravimeters. Hiermee wordt gemeten welke dichtheid de verschillende aardlagen hebben, waaruit conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de kans op aanwezigheid van aardolie. De dichtheid van aardlagen neemt toe naarmate ze langer bestaan door de grote druk. Deze methode werkt slechts bij vrij ondiepe lagen. Bij magnetische studies wordt gekeken naar het lokaal, door de bodem verspreide magnetische veld. Vaak zijn magnetische studies een basis voor seismografie.

Figuur 7. Schematische weergave van seismografie; Bron: http://www.geofoon.nl/Geofysica.html

Seismografie wordt veelal gebruikt bij onderzoek naar diepere lagen, omdat alleen seismografie daarvoor geschikt is. Bij seismografie worden trillingen de grond in gebracht. Van deze trillingen wordt gemeten met welke frequentie, amplitude en op welke locatie deze reflecteert. Analyse van deze informatie levert gegevens op over diepte, dikte, helling en samenstelling van ondergrondse aardlagen. Dit is te zien op de plaatje hieronder. Deze figuur geeft seismografie schematisch weer. De figuren hieronder toneneen plaatje wat met seismografie is gemaakt. De bovenste van deze figuren laat een ruw seismografisch resultaat weer zien. De onderste van de twee is een interpretatie van dat resultaat.

Figuur 8. Seismische plaatjes; Bron: http://www.geofoon.nl/Geofysica.html

Nadat men weet waar olie verwacht kan worden zal daar worden geboord. Een proefboring kan uitsluitsel geven over de vraag of er zich aardolie in de bodem bevindt. Met de gegevens die nu zijn verzameld wordt vastgesteld of het eventuele aardolieveld groot genoeg is om te exploreren. Het boorproces wordt later behandeld bij het onderdeel winning. Eerst zal worden gekeken naar de statistiek die is verzameld over aardolievelden.

Terug naar de Beginpagina